Zelfs na de tweede grote aanpassing zorgt de nieuwe zzp-wet niet voor de duidelijkheid die de praktijk nodig heeft. Hoe komt dat? Universitair docent Niels van der Neut (Universiteit van Amsterdam): ‘De focus ligt op het verkeerde probleem.’
Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) is wederom aangepast. Of de praktijk hier blij van wordt, is nog maar de vraag. Om dat te ontdekken, ga ik terug naar het begin.
Drie keer is scheepsrecht
De bedoeling van VBAR is duidelijkheid scheppen over de vraag: wanneer is iemand werknemer en wanneer is iemand zzp’er? Op 6 oktober 2023 zag de eerste versie van het wetsvoorstel het licht. Destijds had de wet de bijnaam ABC-wet, maar een abc’tje is dit voorstel niet geworden.
Terwijl de VBAR werd ontworpen, kwam de Hoge Raad met het befaamde Deliveroo-arrest. Daarna volgde het Uber-arrest, dat opnieuw flinke impact had. De gewijzigde VBAR van 27 juni 2024 moest opnieuw worden aangepast. Drie keer bleek toch echt scheepsrecht: op vrijdag 4 juli 2025 kwam de derde versie van de VBAR door de ministerraad. Het wetsvoorstel ligt nu in de Tweede Kamer.
De VBAR bestaat uit twee instrumenten: (i) een verduidelijking van de open norm ‘in dienst van’ (VBA), en (ii) een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst op basis van een uurtarief van 36 euro (R).
Het rechtsvermoeden (R): bescheiden in ruimste zin des woords
Het civielrechtelijke rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst geldt bij een tarief van maximaal 36 euro per uur (peildatum 1 januari 2025). De werkende en zijn vertegenwoordiger kunnen dit weerlegbare rechtsvermoeden inroepen.
Dit vermoeden helpt werkenden met lagere tarieven bij het claimen van een arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende bescherming. Bovendien zullen werkverschaffers zich vaker afvragen of zij samenwerken op basis van de juiste contractvorm bij opdrachten met een lager tarief. Mogelijk leidt dat tot hogere beloningen voor werkenden.
Deze effecten kan ik alleen maar toejuichen. Toch zijn mijn verwachtingen over de effectiviteit van dit rechtsvermoeden bescheiden. Werkenden met tarieven van minder dan 36 euro per uur moeten namelijk nog altijd zelf de (grote) stap naar de rechter zetten. Partijen zoals de Belastingdienst kunnen geen beroep doen op dit rechtsvermoeden. Dat vind ik een gemiste kans, zeker omdat de werkende en zijn vertegenwoordiger zich vaak al kunnen beroepen op een rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst (art. 7:610a BW).
Verduidelijken (VBA) blijft maatwerk
Het deel VBA heeft als doel de open norm ‘in dienst van’ (art. 7:610 lid 1 BW) wettelijk te verduidelijken met twee gelijkwaardige hoofdelementen: (W) werkinhoudelijke en organisatorische sturing en (Z) werken voor eigen rekening en risico.
Het eerste hoofdelement duidt op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst (W van werknemerschap), de tweede op de afwezigheid daarvan (Z van zelfstandig ondernemerschap). Om te beoordelen of er sprake is van ‘werken in dienst van’ worden W en Z tegenover elkaar gezet. De indicaties voor deze hoofdelementen (W1-W5 en Z1-Z5) worden vastgelegd bij algemene maatregel van bestuur (AMvB).
De ‘WZ-formule’ moet de huidige ‘alle omstandigheden van het geval’-toets vervangen. Die gedachte steun ik, omdat in de WZ-formule is vastgelegd naar welke omstandigheden je moet kijken.
Ingewikkelde toetsing
Een lastiger punt is dat de toetsing nog steeds neerkomt op een holistische variant. Dat komt niet alleen doordat de hoofdelementen W en Z tegen elkaar moeten worden afgewogen op basis van de indicaties uit de AMvB. Het is ook ingewikkeld dat het relatieve gewicht dat een bepaalde indicatie toekomt, per geval moet worden vastgesteld. Een indicatie kan dus in het ene geval zwaarder wegen dan in het andere geval.
Bovendien zijn de indicaties zo geformuleerd dat er veel feiten en omstandigheden uit de praktijk aan zijn te relateren. Dat doet mij denken aan de (niet-uitputtende) gezichtspuntencatalogus uit het Deliveroo-arrest. Voor deze werkwijze is overigens veel te zeggen, want op die manier kan je rekening houden met de economische realiteit die schuilgaat achter de desbetreffende rechtsverhouding. Toch vraag ik me af of dit voorstel daadwerkelijk tegemoetkomt aan de behoefte van de praktijk voor meer duidelijkheid.
Extern ondernemerschap, maar geen extern werknemerschap?
Aanvankelijk was het idee dat pas naar extern ondernemerschap zou worden gekeken als de hoofdelementen W en Z in vergelijkbare mate aanwezig zouden zijn. In de derde en laatste versie van de VBAR is dat in overeenstemming met het Uber-arrest aangepast: extern ondernemerschap (Z5) is een volwaardige indicatie.
Wat ik daarbij opvallend vind, is dat extern ondernemerschap alleen tot uitdrukking is gebracht in de Z van zelfstandig ondernemerschap. Extern ondernemerschap telt mee, maar de spiegelbeeldige situatie waarin een werkende zich buiten de arbeidsrelatie als werknemer gedraagt, legt kennelijk geen gewicht in de schaal. Het zou in mijn ogen logischer zijn als de afwezigheid van extern ondernemerschap een indicatie zou zijn die de kant op wijst van een arbeidsovereenkomst (W).
De verkeerde lijn
Het wetsvoorstel VBAR moet worden gezien in de context van een breder arbeidsmarktpakket aan maatregelen om een betere balans te vinden rondom het werken met en als zelfstandige(n). Naast dit voorstel (lijn 2) zet het kabinet in op een gelijker speelveld tussen de werknemer en de zelfstandige ten aanzien van de sociale zekerheid en de fiscaliteit (lijn 1) en een verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3).
Verklein institutionele verschillen
In mijn ogen concentreren we ons op de verkeerde lijn. De focus ligt nu op verduidelijking van de arbeidsrechtelijke kwalificatietoets (lijn 2), maar ik zie een andere lijn als het daadwerkelijke probleem: de institutionele verschillen tussen het zijn van werknemer en het zijn van zelfstandige (lijn 1).
Aan de ene kant moeten de politiek, de werkgevers en de sociale partners de arbeidsovereenkomst weer aantrekkelijk maken voor zowel werkgevers als werknemers. Aan de andere kant moet de politiek de verschillen verkleinen en zorgen voor onder andere sociale zekerheid voor alle werkenden. Het verwijt dat zzp’ers niet solidair zijn, is dan ook meteen van tafel.
Verklein gevolgen
Erken dat er zzp’ers zijn, en erken als zzp’er dat daar verantwoordelijkheden bij horen. Als er een collectief systeem komt voor bijvoorbeeld sociale zekerheid voor alle werkenden, en iemand wil vervolgens autonomie en geen ontslagbescherming: be my guest.
Ik vraag mij af of de wens vanuit de praktijk om de kwalificatievraag te verduidelijken, nog wel zo groot is als de gevolgen van de kwalificatie minder ver uiteen zouden lopen. Oftewel: minder focus op lijn 2, meer aandacht naar lijn 1.
bron: ZIPconomy


